Geen billijke vergoeding voor werknemer

Geen billijke vergoeding voor werknemer

De hoge inflatie, stijgende energie- en vervoerskosten en stijgende rentes etc. hebben steeds meer invloed op werkgevers. In onze arbeidsrechtpraktijk is duidelijk een toename van ontslagtrajecten vanwege bedrijfseconomische redenen via het UWV merkbaar. Veel werkgevers zijn er niet mee bekend dat een werknemer na opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever met instemming van het UWV, daarna toch nog naar de kantonrechter kan stappen voor o.a. het claimen van een billijke vergoeding. Dat gebeurde ook in de casus waarin de rechtbank Noord-Holland op 19 oktober 2022 uitspraak heeft gedaan.

In deze zaak moest de kantonrechter beoordelen of de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van bedrijfseconomische omstandigheden heeft mogen besluiten tot het laten vervallen van de functie en arbeidsplaats van de werknemer en dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is.

Ontslagregeling

Op grond van de Ontslagregeling moet een werkgever ter onderbouwing van zijn ontslagaanvraag aannemelijk maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. Verder moet er geen mogelijkheid zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met behulp van scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming. Ook moet de werkgever aannemelijk maken dat de juiste volgorde voor ontslag is vastgesteld. Het uitgangspunt is dat een werkgever zijn onderneming zo moet kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is.

Oordeling

De kantonrechter oordeelde in dit geval dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een slechte of slechter wordende financiële situatie. Van de werkgever kon niet worden verwacht dat zij een werknemer in dienst zou houden met middelen uit de holding, terwijl de omzet terugloopt, de werkmaatschappij verlies draait en het werk vermindert.

Ook oordeelde de kantonrechter dat de werkgever in dit geval voldoende heeft gemotiveerd en verantwoord dat zij de bewuste keuzes met betrekking tot eerdere kostenbesparende maatregelen en kostenposten heeft gemaakt. Dit betreft overigens een beperkte toets door de rechter omdat het de beleidsvrijheid van een werkgever betreft.

Tot slot oordeelde de kantonrechter dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van werkvermindering. De werkgever heeft gemotiveerd welke ontwikkelingen er vanaf 2010 toe hebben geleid dat er geen werk meer was voor een werkvoorbereider en dat er steeds minder werk voor de werknemer was.

Door dit alles sprake was er volgens de kantonrechter sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd is met de wet, zodat toekenning van een billijke vergoeding niet mogelijk is.

Zoekt u juridische hulp? Neem dan vrijblijvend contact op met Smit & Smit Advocaten voor een adviesgesprek. Ons team van advocaten staan voor u klaar bij het vinden van de juiste oplossing.

Afspraak maken Neem vrijblijvend contact op